Tussen de bizons
Enkele jaren geleden werd ik misselijk in een wagen. We kronkelden over de banen van Yellowstone National Park in de VS.
'Stop,' zei ik, 'ik moet eruit.'
Door de ramen had ik niet meer gekeken. Van mijn omgeving was ik me weinig bewust. Het enige wat ik dacht, was: 'Don't throw up in the van.'
Mijn begeleider parkeerde en hielp me naar buiten. Daar plantte hij me op een omgevallen boomstronk.
'Neem je tijd,' zei hij, 'maar blijf rustig zitten. Ik blijf hier naast je, tot je beter bent.'
Ik sloot mijn ogen. Na enkele minuten kon ik beter ademen. Pas dan keek ik op van het gras bij mijn voeten.
We zaten daar temidden van een reusachtige kudde bizons. Rondom ons graasden ze. Moeders met hun kalfjes. 'Red dogs', worden ze genoemd. Hun groteske bruine lijven bewogen traag door het landschap.
Vermoedelijk had ik er lang genoeg misselijk zitten wezen, waardoor ze hadden besloten dat ik weinig dreiging vormde.
Daar, op die vlakte tussen de prehistorische grazers. Daar, tussen wouden waarin grizzly beren en wolven dwaalden. Daar op die boomstronk, voelde ik me veilig.
Ik herinner me weinig details over de stand van de oren van de bizons, hun staart of andere lichaamssignalen. Een week daarvoor had ik nog nooit een echte bizon gezien. Laat staan een wilde. En toch zat ik daar en hadden we een gesprek. Ik zag wie er nog naïef genoeg was om op een achteloos drafje naar een vriendje te lopen. Wie me in de gaten hield, maar besloot dat ik weinig gevaar vormde. Wie de taak op zich nam om me toch maar niet uit het oog te verliezen. Wie traag zei: 'blijf jij maar zitten, ik ga wel weg.'
Bizons behoren tot de meest gevaarlijke dieren in Yellowstone. Toeristen benaderen ze te vaak met de intentie om een selfie te nemen met het dier, waardoor ze alleen maar praten en stoppen met luisteren. Dat doen ze totdat de bizon het storende moment met geweld beëindigt. Het is een soort dovemansgesprek dat ik zie terugkeren tussen mensen en honden.
Wanneer je met een telescoop het land afspeurt naar wolven, zou het kunnen dat een kudde bizons je nadert of andersom. Als je dan geen wederzijds gesprek voert, stopt je expeditie daar.
Door het oog van de telescoop zag ik gezinnen van wolven. Vaders die hun kinderen te eten gaven, terwijl ze op uitkijk bleven. Hoe zijn staart stond, maakte eenvoudigweg deel uit van een uniek geheel.
Ik denk dat het nuttig kan zijn om te beseffen dat een kwispelende hond niet altijd blij is. Dat een smakkende en wegkijkende hond zich vermoedelijk ongemakkelijk voelt, en dat grommen een waardevol signaal is dat er meestal toe dient om verdere conflict-escalatie te voorkomen.
Werkelijk in contact treden met elkaar, gaat verder dan signalen afvinken. Dat doe je niet vanuit 'ik, als mens, weet, interpreteer en verklaar'. Dat kan je alleen vanuit 'ik, dier onder dieren, voel wanneer ik naar je kijk.'
In workshops over lichaamstaal bij de hond had ik het over het verschil tussen een linker- en een rechterkwispel. Over kalmerende signalen en contextuele verschillen. Wat ik merkte, was een toename in oppervlakkige observaties. Aandacht die verlegd werd naar het zoeken van verklaringen. Opsommingen van zogenaamd onbetwistbare feiten. Minder vragen, meer kennis.
Werkelijk contact schuilt niet in kennis. Het kan de weg ernaartoe openen, maar het kan de weg ernaartoe ook afsluiten.
Werkelijk contact met andere dieren kan geen boekje je leren. Daarvoor moet je van de pedestal stappen die we als mens voor onszelf hebben gebouwd. Zet je voeten op de grond. Dezelfde als die waarop de andere dieren lopen. Kijk ze in de ogen, als je wil. Tel geen lichaamssignalen. Kom uit je hoofd, en daal af in je lichaam. Een lijf waarin bloed stroomt en een hart klopt. Waarin longen ademen. Waarin voer wordt verteerd en waarin emoties sturen.
Dat bedoelde ik, wanneer ik op het Friendly with Dogs-congres zei dat je je boekje met lichaamssignalen mag wegleggen wanneer je naar je hond kijkt en vraagt: 'Hoe gaat het met jou?'.
Daarvoor hoef je geen derde oog tussen je wenkbrauwen te schilderen. Het enige wat je daadwerkelijk dient te doen, is te zijn. Daar. Op dat moment. Als dier onder dieren.
(Oorspronkelijk gepubliceerd in oktober 2020.)